zaterdag 27 september 2014

Onbegrip, boosheid, verdriet en geluk......

Ik heb in de vorige weekendberichten de jaren zeventig van de vorige eeuw onder het vergrootglas gelegd. Wat werk betreft dan. Werken bij het Instituut voor Maatschappelijk Welzijn in Breda en bij Dagblad de Stem, nu BN de Stem. Maar er was veel meer in die jaren zeventig. Vooral veel onbegrip, verdriet en gelukkig ook  veel geluk.
Op 4 februari 1972 kwam ik zoals normaal vroeg op de middag thuis van school. Ik zat toen in Tilburg op school, studeerde er Nederlands en Geschiedenis aan het Moller Instituut, toen nog in de Tivolistraat. Maar het was vreemd.
Mijn moeder was altijd thuis. Nu niet. Er lag een briefje op tafel. ‘Papa is niet goed geworden, ben naar het ziekenhuis’. Ik kan de tekst nog altijd niet uit mijn geheugen wissen. Ik ging snel naar mijn vriend John Jacobs op de hoek om mijn tante te bellen. Wij hadden nog geen telefoon! Ik kreeg haar aan de lijn en zij vertelde me dat ik maar naar hen moest komen. Ik pakte mijn brommertje. Een maal daar aangekomen hoefde ik niet te bellen. De deur ging open en mama stond daar. “we zullen het voortaan samen alleen moeten doen”. Dat was het enige dat ze zei.  Het voelde als verdoofd en vol onbegrip. Binnen kreeg ik wat meer uitleg. Ze hadden papa die ochtend gevonden, zittend tegen een muur. Hij was al overleden. De kransslagader was gescheurd. Hij had geen schijn van kans. Het was alsof de wereld instortte. Ik werd ontzettend kwaad. Waarom hij? Er waren er toch genoeg die niet zo goed waren als hem. Ik begreep het niet en wilde het niet begrijpen. De dagen erna waren alsof ik watten in mijn hoofd had en nauwelijks iets kon horen. Oneerlijk. Hij was pas 54. Oneerlijk. Ik was de oudste thuis, nog niet eens volwassen. Ik stopte met de studie en ging werken. Zo ging dat toen.
In hetzelfde jaar leerde ik José kennen. De vrouw waarmee ik nu al weer ruim veertig jaar getrouwd ben. Wij verloofden ons op tweede kerstdag 1973 en trouwden op 24 mei 1974 in Zundert. Daar kwam ze immers vandaan. Het leven gaat door. Dat schiet er door je heen als je op je trouwdag je vader en schoonvader niet bij je hebt. Nauwelijks een jaar later kwam ons eerste kind al. Wij wilden vroeg kinderen! En in 1979 werd onze tweede dochter geboren. Maar voor het zo ver was, werd ons gezin wéér getroffen. Nadat mijn moeder haar man had moeten begraven in 1972 verloor zij een dochter en ik een zus aan die vreselijke ziekte longkanker. Lieke stierf op 5 oktober 1978. 
Geen al te gezellig verhaaltje dit keer, maar het gaat wel over een periode die mij mede gevormd heeft tot wat ik nu ben. Ik vond dat ik dat jullie niet moest onthouden.
(bron: familiearchief f.v.son: achtereenvolgens : schilderij van mijn overleden vader; verlovings- en trouwfoto Frans en josé, foto van Lieke).







vrijdag 19 september 2014

Ik gooide met dubbeltjes....

Als jongere werkte ik al eens in de vakanties. Bij Alberda Jelgersma flessen sorteren en zo een draagbare radio bij elkaar sparen. 
Of aardbeien plukken bij de boer. Het was leuk om op die manier je wensen te vervullen. Maar om een gezin te kunnen onderhouden moest er meer gebeuren.
Toen mijn vader stierf in 1972 ben ik met studie gestopt. Ik was de oudste thuis. Ik zocht een baantje en vond dat bij het Katholiek Instituut voor Maatschappelijk Welzijn in de dr. van Mierlostraat in Breda. 
Ik moest er teksten van anderen en notulen uittypen....
Op een typemachine wel te verstaan, dus als er een foutje werd gemaakt, moest ik met zo’n wit tipp-ex-blaadje opgetreden om de fout “onzichtbaar” te maken. Die dingen lagen in mijn bureaulade. Die lade liet ik gewoon open staan. Dat werkte sneller en dus effectiever vond ik. Fout! vond mijn chef, Barbara Vossenaar. 
Elke keer als de lade openstond en zij kwam binnen, dan werd mij een dubbeltje in rekening gebracht. Dat irriteerde mij mateloos. Zo mateloos, dat ik op zeker moment een handvol dubbeltjes naar haar toesmeet. U raadt het al: einde baan bij het KIMW.
Toen besloot ik om correspondent te worden bij Dagblad de Stem in Breda. Kon ik tenminste mijn eigen teksten schrijven…… Ik solliciteerde en het lukte nog ook. Dat ik een auto had, heeft daar zonder twijfel aan bijgedragen. 
Na enkele maanden artikelen te hebben geschreven voor de stadsredactie bij Ben Hagens en Gerard van Herpen kwam ik bij de provincieredactie en leerde daar veel van Joop Bartman, de ‘eminence grise’ van de redactie aan de Reigerstraat in Breda. En nog even later werd ik tot mijn grote vreugde benoemd tot lid van ‘Het leuke team’, het redactieteam voor de editie Oosterhout. Mijn werkgebied werden na een korte inwerkperiode de Dongemondgemeenten, Raamsdonksveer, Geertruidenberg, Zwaluwe en Made en ook  Dussen en het Land van Heusden en Altena. In elk dorp had ik gelukkig een correspondent of correspondente zoals Arjaan van de Made in Zwaluwe en Lidy Wiedijk in Geertruidenberg, Wim de Jong uit Raamsdonksveer en Piet Theuns in Made, die bijzonder produktief waren. Elke regel leverde geld op!
Een heerlijke tijd, die tijd bij de Oosterhoutse redactie, waarin we toen een soort “bijkantoor” hadden in het Bruin Café van Stadhouders in de Klappeystraat met vaak een frietje na bij Antonio Topouzis. Dat waren nog eens tijden. Ik geniet nog als ik er aan terugdenk en dat gebeurt nog al eens. Zeker ook toen ik een zoon van oud collega Cees den Exter in de klas kreeg, toen ik eenmaal leraar was geworden. Ik wil jullie er nog even van laten meegenieten van mijn journalistentijd, waarin ik uiteraard een perskaart had, die deuren opende; een uitnodiging kreeg voor de onthulling van het monument voor de Linecrossers in de Kwistgeldpolder in Zwaluwe door Prins Bernhard; de tijd meemaakte van de treinkaping van Molukkers in Wijster en niet te vergeten de soap van bestuurlijk Geertruidenberg met dokter Blondeel en burgemeester Arie Otto den Hartog. Met extra pagina’s schrijven over ruimtevaart en het jubileum van de Joodse staat, over de zware industrie in de Sowjet Unie en nog veel meer. Ik ben ook nog een tijdje correspondent van het ANP geweest. Kortom, te veel om op te noemen. Mijn hobby schrijven stamt nog uit die tijd. Een heerlijke tijd, ook al wilde mijn oudste dochter als ik thuis kwam, absoluut niets van mij weten. “Wie was toch die vreemde man die telkens aan tafel kwam?” Ze zag me veel te weinig. Ik moest daarom –zo vond ik- toch iets anders zoeken.
(Bron: krantenartikelen Dagblad de Stem, uitnodiging, salarisbrief, perskaart, familiearchief f.v.son.)




zaterdag 13 september 2014

Signalen uit de ruimte

In mijn jeugd was ruimtevaart echt ‘trending topic’ zouden we nu zeggen. De eerste ruimtevlucht aan het eind van de jaren vijftig was al een sensatie, maar het hele Apolloprogramma met de maanlanding in 1969 was het einde. Ik werkte toen in de weekenden bij de Volkssterrenwacht Simon Stevin in Hoeven. Ging al in de vroege ochtend op mijn mobyletje naar de Bovenstraat 89 geloof ik, in Hoeven. 
Ik was er ruimtevaartmedewerker en was ook vaak in het observatorium en de expositiezaal te vinden als er rondleidingen waren. Maar in de rustige uurtjes zat ik in de radiokamer. Met de koptelefoon op te luisteren naar de signalen die de overtrekkende chinese satelliet uitzond. Een typisch riedeltje, dat ik nu nog kan fluiten. Nog mooier was “het meeluisterlijntje” met Houston, de basis op de grond tijdens de maanvluchten. Eindeloze reeksen met getallen en korte oneliners. Verbluffend, dat je dat radioverkeer kon horen.
Ik liet tijdens de rondleiding, -die ik graag deed-, in het observatorium aan de bezoekers de zonnevlekken zien en de ontploffingen die voor uitstulpingen zorgden en het radioverkeer stoorden. ‘s-Avonds waren de planeet Saturnus met de ringen, de rode planeet Mars en de reus Jupiter met de rode vlek de publiekstrekkers en vanzelfsprekend ook het ‘steelpannetje’ met de poolster en voor de echt geinteresseerden de sterrennevels, de Magelhaense wolken en de Orionnevel. De sterrenwacht beschikte over een prima 30 cm Maksutov telescoop en diverse andere telescopen, die Alles prima zichtbaar konden maken. 
Als er even geen rondleidingen waren, dan las en studeerde ik op de ruimtevaart, met name de bemande Apollo-vluchten. Ik had contact met NASA en kon op die manier heel veel te weten komen. Samen met andere medewerkers van de sterrenwacht bootsten we –speciaal voor de rondleidingen- aan het plafond de vlucht naar de maan na, compleet met kleine modellen. Ik vertelde aan bezoekers in de filmzaal aan de hand van die “maquette” hoe zo’n vlucht nu eigenlijk verliep, compleet met de kritieke momenten. Ik vond het zelf mateloos interessant. De bezoekers luisterden meestal ademloos toe en stelden erg veel vragen over mijn uitleg in de filmzaal. Zo heb ik (Apollo)-Henkie Terlingen rondgeleid; in die tijd dé man voor de ruimtevaart op televisie, ook Professor de Jager, beroemd Nederlands astronoom. Daar was ik vóór de rondleiding eigenlijk best nerveus over.  
Ik heb nog wat foto’s en krantenknipsels bewaard uit die mooie tijd. Een fantastische tijd, waarin ik probeerde ook nog wat van de sterrenkunde mee te pikken. Meestal tevergeefs. Ik ben nu eenmaal een A-man zoals ze dat noemen. Wiskunde, natuur- en scheikunde zijn aan mij echt niet besteed. Ik vond het bij algebra al ellendig als ik een soort som kreeg waarbij A, 2AB en B betrokken waren en een ervan nog als onbekende ook. Ik snap het nu nog niet en begrijp ook niet waar je dat voor nodig kan hebben. Maar het zal zonder twijfel nuttig zijn, maar Ik ril er nog van. En die sterrenwacht? Die bestaat inmiddels niet meer in Hoeven. Er gaan stemmen op om er weer mee te beginnen in Oudenbosch, waar de sterrenwacht eigenlijk vandaan kwam. Maar in deze tijd krijgt zo’n sterrenwacht voor wat ruimtevaart betreft, nooit meer die aanloop zoals ik die aan het einde van de jaren zestig, begin jaren zeventig van de vorige eeuw meemaakte.
(Bron: Frans ruimte vaartmedewerker volkssterrenwacht Simon Stevin Hoeven:
1. krantenknipsels De Stem en NRC over uitleg Frans over Apollovlucht.
2. Uitleg in het observatorium over zonnevlekken.
3. Luisteren met koptelefoon op in de radiokamer).



zaterdag 6 september 2014

Een totale mislukking!

Ik heb iets met 1 april. In 1968 en in 2004 was die datum erg belangrijk in mijn leven. Op beide data werd ik geopereerd. In 1968 aan mijn knie en bovenbeen, in 2004 een open hartoperatie. In tegenstelling tot in 2004, kan die operatie van 1968 de boeken is als een totale mislukking. Door alle operaties aan mijn been tussen 1953 en 1968 en door mijn aangeboren afwijking was mijn linkerbeen krom gegroeid. Mijn knie kon niet meer recht. Er werd besloten om een vrij ingewikkelde operatie uit te voeren: knie breken en vastzetten, een stuk uit het bot van mijn bovenbeen zagen en net boven de knie een scharnier aanbrengen, waarop mijn been voortaan net boven de bestaande knie zou kunnen scharnieren: één schroef in mijn knie en enkele schroeven in het bot van mijn bovenbeen. Voor die tijd toch een bijzonder pittige ingreep. 
De uren durende operatie was gelukt. Al na enkele dagen werd ik ontslagen uit het ziekenhuis. Ik moest thuis “aansterken”. Zeg dat wel. 
Er moest enkele malen per week een “achtje slagroom” worden gekocht. Banaan er doorheen prakken en eten maar. Zelf eten kon ik in het begin niet. Zo verzwakt bleek ik. Dat werd dus dagelijks enkele malen “het voederen der dieren”. Er werd een stretcher in de voorkamer gezet naast het raam. Mij naar boven tillen was te zwaar en zo kon ik de straat inkijken, want ik zou een half jaar op bed moeten. Been in het gips van teen tot lies. Dat was bedoeld om het been recht te krijgen. 
Ik heb toen een schrift aangelegd en elke vriend en vriendin, bekende of onbekende die aan het raam of binnen kwam om te vragen hoe het ging, schreef naam en handtekening in dat schrift. Ik bewaar het nog steeds. 
Na een half jaar eindelijk terug naar het ziekenhuis. Ik zou voortaan een recht been hebben. Het gips kon eraf. Jammer, het mislukte jammerlijk! Zodra het gips verwijderd was, trokken de spieren in mijn knieholte spontaan alles weer krom. Operatie voor niets geweest. Ik moest meteen in het ziekenhuis blijven en met gewichten werd mijn been via een hele stellage boven mijn bed recht getrokken en de gewichten bleven hangen, dag en nacht. Laatste poging! Na anderhalve week geloofden de artsen het kennelijk wel, want mijn been bleef krom. Geprobeerd en verloren dus. Een totale mislukking.
 (Bron: familiearchief, foto Frans met gipsen been voor het raam 1968).