donderdag 30 januari 2014

Jan pakt zijn boeltje op

De kinderen van de Jonge Jan boeren goed. Zijn zoon Jan van tweede vrouw Elisabeth heeft liefst drie huizen met erf aan de noordkant van de Corvelschestraat. Hij had land bij de windmolen van Corvel, in de Schijve en een beemd aan de Leye bij de Maesdijk. In 1543 krijgt zijn zoon Willem het middelste huis van de drie. Het meest westelijke hield Jan zelf. Dat was na zijn dood voor zijn zoon Peter. Jan was getrouwd met Mechtelt, dochter van Cornelis Jan van Esbeeck, die de bijnaam ‘Die Metser’ had. Via de erfenis van zijn schoonvader komt Jan vanuit Tilburg in Goirle terecht. “Goerl”. Daar krijgt hij het nodige bezit. “Jan zoon wilner Jans van Son verkrijgt ten behoeve van zichzelf en zijne kinderen, die hij verkrijgen mag bij Mechtelt zijn vrouw, een huis en hof met anderhalf lopensaet land in Goerle bij de kerck; drie en een half lopensaet land in Goerle ter plaatse aan den Hilgerenbosch en een lopensaet land te Goerle, ter plaatse ‘Den Breemacker’.” Een goeie deal om met de dochter van ‘De Metser’ te trouwen.
Hij pakt met zijn vrouw zijn boeltje op en verhuist. De stamboom van onze rechtstreekse familie gaat door in Goirle. Hoe hij gewoond zou kunnen hebben? Boerderijen in de tweede helft van de 16e eeuw bestonden voornamelijk uit drie delen, waarvan het middelste vrijwel overal als stalruimte in gebruik was. Veel huizen waren gebouwd met muren van gevlochten wilgetenen. Die muren werden bestreken met leem, waarin gehakt stro gemengd was. Het dak was vaak van roggestro gemaakt en de nok van het dak werd belegd met heideplaggen. Op die plaggen groeide ‘donderbaard’ en daar was men blij mee. Volgens het bijgeloof bood het bescherming tegen blikseminslag. Jan van Son is helaas niet oud geworden. Hij moet al voor 10 februari 1537 overleden zijn. Zijn kinderen Jan, Lijsbeth en Cornelia zijn dan nog minderjarig. Dat weten we uit de akte van 10-2-1537. Daarin staat dat oom Symon, broer van Pa voogd wordt en Willem Willemsen vanden Kerckhoven, de man van tante Aleyd, is “toesiender” op de kinderen.
(Bronnen:
Regionaal Historisch Centrum Tilburg (RHC), 1560 anonieme kopergravure, hoeve op zandgrond in Tilburg eo. Protocollen van Tilburg en Goirle nr. 283, fol.41r. (10-02-1537).








Fragment uit de akte die duidelijk maakt dat Jan van Son is overleden.

zondag 26 januari 2014

Testament om ruzie te voorkomen

Officieel heet hij Jan Jacobsz. van Son, tweede zoon van Jacob van Son en zijn vrouw Engelberte Aert Meeus Jonghelinx. Maar in akten is sprake van ‘de Jonge Jan van Son’. Hij werd geboren in 1430 in Tilburg en blies daar ook zijn laatste adem uit rond 30 november 1504. Hij woonde in ‘de oude stede aan de Hasselt’. Jan trouwde twee keer. Eerst met Maria Crillaerts zo blijkt uit een akte van 19 september 1493, en later ook met ene Elisabeth. Met beide dames kreeg hij kinderen en kennelijk konden die niet zo heel erg goed met elkaar overweg. Dat blijkt uit Jans laatste wil. Op 3 april 1504 voelt hij kennelijk zijn einde naderen, want dan maakt hij zijn testament. Daarin is sprake van “zijn tegenwoordige huisvrouw”. Jan is dus voor een tweede keer getrouwd. Hij doet dat om ellende na zijn dood te voorkomen. ”Jan van Son maakt bij consent ende willen Elisabeten sijns wijffs zijn uiterste wil om te schouwen allen twyst, dissordre die grijpen mocht nae sijn doet”. Een van de kinderen, Jacob, is het land uit. Waarom, dat weet ik niet. Maar hij is nog niet teruggekeerd. Zijn broer Simon past voorlopig op het kindsdeel van Jacob om het hem te geven zodra hij weer terugkomt. Op 9 februari 1505 moet Jan overleden zijn, want tussen 9 en 10 februari is een ongedateerde akte ingeschreven waarin een erfdeling wordt gemaakt van de goederen van wijlen Jan van Son. De geschiedenis verhaalt niet, of er ook inderdaad nog sprake is geweest van “twist en dissordre” nadat de Jonge Jan het tijdelijke voor het eeuwige had verwisseld. 
(Bron: Regionaal Archief Tilburg, R255, fol.30v (1502) en R256, fol. 42 (1503).
Protocol van Tilburg en Goirle R256, fol 42 (03-04-1503/1504).
Protocollen van ’s-Hertogenbosch, nr. 257, fol. 7. (09/10-02-1404/1405).
Illustratie: akte van 19 september 1493: Jan is getrouwd met Maria Crillaerts.


zaterdag 25 januari 2014

Rijke stinkerd !

Je kon in de late middeleeuwen iemand niet zo maar begraven waar je wilde. Rijken werden aanvankelijk in de kerk begraven, als ze dat wensten. De gewone mensen op het kerkhof. Voor katholieken was het moeilijk. Na de reformatie waren de gereformeerden vaak eigenaar van de begraafplaats. Zo ook in Gilze, waar onze familie vanaf circa 1650 een tijdje woonde. Katholiek begraven voor een aantal voorouders was er niet bij. In de gereformeerde begraafboeken werd de begrafenis opgetekend. De katholieken hadden toen slechts de keuze: begraven op het gereformeerde kerkhof, in de kerk of op het koor in de kerk. Dat “in de kerk” was voor de meesten niet weggelegd: te duur!  Iemand van 16 jaar of ouder begraven op het kerkhof kostte f 1-14-0. (1 gulden en 14 stuivers). Was je ouder dan 8 maar nog geen 16, dan kostte de begrafenis 17 stuivers. Kinderen begraven jonger dan 8 jaar kostte 8 stuivers en 8 oortjes. Wilde je in de kerk begraven worden, dan kostte dat per leeftijdscategorie 6 of 3 gulden en 1 gulden en 10 stuivers. Op het koor in de kerk kon je ook begraven worden. Dat was voor de rijken. Het kostte respectievelijk 12, 6 en 3 gulden. Wilde je de begrafenis enig cachet geven dan kon je in Gilze gebruik maken van het ‘best’ of het ‘gewoon’ baarkleed. Dat werd op de baar gelegd om de kist af te dekken. Overledenen werden door de kerkelijke overheid keurig bijgeschreven in een doodsboek. Veel van die inschrijvingen zijn bewaard gebleven. 
Je kan je voorstellen dat het in de kerk allerminst fris rook. De geur van de rijken die in de kerk waren begraven, was erg doordringend. De opmerking ‘Rijke stinkerd’, die wij ook in onze tijd nog gebruiken, is uit die situatie afkomstig. De overheid ging dan ook uiteindelijk verbieden om mensen nog in de kerk te begraven. Zo ook in Raamsdonk, waar in de Lambertuskerk op het koor de grafkelder van de tak van de ambachtsheren Van Son nog steeds te zien is.  In 1869 mocht de toegang van het graf niet meer open. Toen toch een familielid overleed, hakte men een gat in de buitenmuur van de kerk en schoof de kist in de grafkelder. Dat gat werd met een sluitsteen afgesloten, die nu nog te zien is.  Zo’n 40 jaar eerder in 1828, mocht ook in de Grote Kerk in Breda niet meer worden begraven.
Vanaf de invoering van de Code Civil op 1 januari 1811 moest voortaan ook bij de burgerlijke overheid worden gemeld wanneer er iemand was overleden. Dat moest gebeuren door 2 naaste bloedverwanten of buren van de overledene. Die overlijdensakten zijn gelukkig bewaard gebleven. 
In de overlijdensakte wordt de naam van de overledene opgenomen, de voornaam, de leeftijd en de graad van verwantschap. Voor zo ver dat mogelijk is, worden ook de voor- en de achternaam, beroep en woonplaats van de vader en moeder van de overledene gemeld, evenals de plaats waar ze werden geboren. De akten van overlijden zijn eveneens bewaard gebleven. Voor een genealoog in elk geval een bewijs van het overlijden, de datum van overlijden en nog een schat aan andere gegevens.
(Bronnen: 
Rijksarchief Noord Brabant, Den Bosch, Collectie doop-, trouw- en begraafboeken, Gilze nr. 13. Rijksarchief Noord Brabant, Den Bosch, Collectie doop-, trouw- en begraafboeken, Gilze nr. 13.Regionaal archief Tilburg, DTB doop-, trouw- en begraafboeken Gilze en Rijen.).
Illustratie: Nederduits Gereformeerd Trouwboek Gilze waarin ook Katholieken moesten worden ingeschreven.




























maandag 20 januari 2014

Dopen en trouwen

Als je data van geboorte, trouwen of overlijden zoekt van niet adellijke mensen, dan heb je het tot halverwege de 16e eeuw moeilijk. De overheid bemoeide zich niet met die zaken. Er werden  nauwelijks aantekeningen van dopen gemaakt tot na Het Concilie van Trente (1545-1563) in de Rooms Katholieke kerk. Het concilie moest een einde maken aan de wantoestanden in de kerk, die hadden geleid tot het optreden van Luther en Calvijn. Op het concilie werd besloten dat een doop voortaan moest worden ingeschreven. Men doopte het liefst zo snel mogelijk na de geboorte. Zo kun je bij benadering ook geboortedata vaststellen. Geboorten werden pas vanaf 1 januari 1811 officieel genoteerd door de Burgerlijke Overheid. Met het van kracht worden van het Wetboek Napoleon of Code Civil in het arrondissement van Breda moest, voortaan binnen 3 dagen na de ‘verlossing’ de pasgeborene worden aangegeven bij de burgerlijke overheid. In aanwezigheid van 2 getuigen werd een akte opgemaakt en bewaard! Een zegen voor genealogen!
Sinds het concilie moest ook een huwelijk worden opgetekend. Na de reformatie ging de overheid zich ermee bemoeien om de katholieke kerk te dwarsbomen. Je kon als katholiek enkel nog trouwen bij dominee of bij Schepenen (Overheid). Bij de pastoor was verboden. Een staaltje van Katholiekje pesten! Pas in 1811 nam de burgerlijke overheid het trouwen over. Over begraven toen, schrijf ik het volgende bericht ' Rijke Stinkerd'.
Doopinschrijving van Antoni van Son op 5 juni 1756 Gilze








(Bron:
Regionaal archief Tilburg, DTB doop-, trouw- en begraafboeken Gilze en Rijen.)
Doopinschrijving van Antoni van Son op 5 juni 1756 in Gilze.

zaterdag 18 januari 2014

Jacob 'de Oude' woonde op de Hövel

Jacob Jansz. van Son(ne) ‘de Oude’, (zoon van Jan van het zoenakkoord van 1420) wordt geboren omstreeks 1400 in Tilburg. In 1444 (of was het 1446) wordt hij genoemd met zijn vrouw Engelberte Aert Meeus Jonghelinx in een akte van 20 januari. Hij overlijdt daar vóór 10 september 1473. Jacob en ‘Engele’ kregen samen 4 kinderen: Jan die later ‘de Oude’ wordt genoemd, Jan ‘de Jonge’, Aleyd en Simon. Aleyd zal wel genoemd zijn naar de moeder van zijn vrouw. Waarom 2 zonen Jan werden genoemd, weet ik niet.  
Jan de Oude trouwt met Engelberte en krijgt 2 dochters; Jenneke en Engelberte. 
Hij woonde op de Heuvel of beter nog ‘Hoevel’ van Westilborch. In 1409 had Jan Hendricszoon van Son, geboren in 1370. (die van Henric van Broechoven de naam Van Son meekrijgt) een huis aan de Heuvel aan de kant van de Kerkstraat. Na de dood van zijn vrouw verkopen de kinderen dat huis. Ook hun zoon Jacobs van Sonne woonde nog met zijn vrouw Engelberte op de hofstad aan de herdgang Hövel. Zo’n herdgang was een paar hoeven rondom een driehoekig pleintje met middenin een waterkuil of poel die ‘wouwer’ of ‘weijer’ werd genoemd. Rondom die hoeven lagen de akkers. Daar werken de mannen, de vrouwen weefden of sponnen thuis. Tussen de herdgangen lag woeste grond waarop koeien, schapen en varkens graasden. Jongens hielden vee in de gaten. Boeren mochten plaggen steken op de heide bij het gehucht. Als je betaalde, mocht je ook leem steken om de wanden van schuren ermee dicht te smeren; stenen te bakken in een veldoventje of om een lemen vloertje te leggen in huis. 
Belangrijke wegen kruisten elkaar bij de Hovel. Zoals de oude Romeinse weg vanuit Alphen; de Heerstraet richting Oisterwijk; een weg via Goirle en de Regte heide naar Turnhout; via de Koestraat richting Loon op zand. Dan lagen er ook nog de Cruijsstraet, het Molenstraetke, Kerckstraet en Hoevelstraetke. 
De Hovel was een belangrijk marktpleintje. Het oostelijke deel was vrijwel onbewoond. Daar lagen de leemputten van de gemeynt. Die gemeynt grensde aan het Leen van de Brabantse hertogen; ‘tGoet Eynthoven’ of ‘Inthout’ waar Aernt Berthout Bac van Tylborg in 1312 met zijn gezin als leenman woonde. Aan de westkant stonden diverse huizen en herberg, brouwhuis ‘In den Hart’. Aan de zuidkant wonen Dymphna, dochter van priester Jannes Back (sCusters), Anthonis en Willem van Broechoven, Jan Jan van Zon, Dierck Willem Bogaers en de priesters Jan Boon en Heer Jan Back. Het huis van Van Son bleef tot 1595 in de familie. Toen werd het verkocht.
(Bronnen:
Protocol van ’s-Hertogenbosch, nr. 1242 fol.96 (10-09-1473);  Protocol van Oisterwijk, no. 86, fol.2. (20-01-1444 of 1446); Protocollen van ’s-Hertogenbosch, 20-02-1399, nr. 1181, fol 150v.; Regionaal Archief Tilburg, 1105, Documentatie Oisterwijk  nr. 492. (1950-1956), Ferdinand W. Smulders, Tilburg rond 1450’; Collectie Van Dijk, Tilburg, R260-1508-5v.; De Tilburgse Heuvel in de zestiende eeuw (hfd. 5 De Hoevel en de kerck). http://www.historietilburg.nl). 

vrijdag 17 januari 2014

Slaat Aert er een slaatje uit ?

Jan van Zonne uit de 15e eeuw was Rooms-Katholiek. Een van zijn zoons was priester. Zijn zoon Aert van Sonne is actief geweest voor de kerk in Tilburg en Goirle. Priesters hadden het goed in die tijd. Als bedienaar van een van de vele altaren (‘altarist’),  was hij verzekerd van goede inkomsten! De priesters maakten in die tijd dankbaar gebruik van het feit dat er behoorlijk tegen hen werd opgekeken. Zo ook ‘Heer Ard’, zoals de zoon van Jan in akten wordt genoemd. 
Op 2 juni 1439, na de hoogmis, kwam in het koor van de oude kerk bij het Hagelkruis in Tilburg een aantal mensen bij elkaar. Jan Wouter Back Onmaten en Peter Arnolduszoon, de kerkmeesters. Ook Jan van de Velde en Arnold Nouwen, beheerders van de goederen van de armenzorg (de ‘Tafel van de Heilige Geest’) waren er, evenals de gezworenen van Tilburg: Thomas Woutgeers, Jan Berijs, Daniël vanden Sande, Jan die Heerde en Arnold Amervoert, de ridders Jan Back en Aert van Broechoven, enkele anderen en ook de priesters Aert van Sonne en Jan, natuurlijke zoon van wijlen Henrick Back. Stuk voor stuk belangrijke mensen!  Doel was het stichten van een Maria-altaar in de kerk van Tilburg. Er zouden wekelijks 4 missen opgedragen worden, 1 op zondag, in de zomer op het zesde uur en in de winter op het achtste uur, 1 op zaterdag en 2 doordeweeks. Voor de laatste 2 missen mocht de rector van dit altaar de dag en het tijdstip zelf vaststellen. Om een dergelijke ‘rector’ of altarist te kunnen aantrekken, zorgden de aanwezigen ervoor dat er een beneficie (bron van inkomsten) werd gesticht van in totaal twaalf en driekwart mud rogge. De moeite waard. Het moest een altaar worden, toegewijd aan Maria. Brabant kent al eeuwen Mariaverering. Aert van Sonne was van de partij toen dat Maria-altaar werd gesticht. Het verhaaltje over het stichten van een Maria-altaar vermeldt niet of het lobbywerk van priester Aert van Son op 2 juni 1439 geholpen heeft! Wel is zeker dat een Arnoldus in 1450 als priester wordt vermeld in Tilburg. Van 1442 tot 1463 was hij rector van een altaar in Tilburg en in 1460 van een altaar in Goirle. Had hij dan toch een kruiwagen? 










Mariakapelleke aan de Schoorstraat in Udenhout.

Ruim vóór de 15e eeuw is er al Maria-verering in Brabant. Ook nu zie je nog overal Mariakapelletjes. Mensen uit de buurt onderhouden meestal zo’n kapelleke. Zij, maar ook voorbij fietsende en wandelende mensen, houden er soms even halt om een kaarsje op te steken en voor een moment van rust. De kerken lopen al enkele decennia lang leeg, maar de Mariadevotie bleef. Ook nog in onze tijd. 
(Bronnen:
Jan Trommelen, 'De Oude kerk van Tilburg' in: Tilburg, tijdschrift voorgeschiedenis, monumenten en cultuur, jrg. 15, nr. 1, maart 1997, blz. 9-12.
Algemeen Archief Tilburg, bundel Tilburg II, nr. 71, GAT boek no. 9: Fundatio Altaris Beatae Mariae, opgemaakt door notaris Nicolaas Jungelinx, priester d.d. 2 juni 1439. Het stuk in het archief van de abdij van Tongerlo is een kopie, door notaris Peter Scheelen).

zondag 12 januari 2014

Zoenakkoord ?

Moord en doodslag, het is van alle tijden. Jan van Son was in de 15e eeuw bij een moord betrokken. Niet als dader of slachtoffer, maar als getuige. Moord of doodslag werd toen vaak ‘geregeld’ met een zoenakkoord. 
De rechter kwam er niet aan te pas! Hoe ging dat?  Na overleg tussen vertegenwoordigers van de vermoorde en van de moordenaar werd een akte opgesteld met voorwaarden, waaronder de familie van de vermoorde zich kon verzoenen met de moordenaar en diens familie. De ‘zoen’ van de Middeleeuwen was een overblijfsel van het oud-Germaanse recht op bloedwraak. Dat kon bij de Germanen leiden tot bloedige privé-oorlogjes tussen families. 
In de tijd van Jan van Zon werd nadruk, onder druk van de kerk, op verzoening gelegd. Tot in de 16e eeuw was de zoen na een moord of doodslag in Brabant nog gebruikelijk. 
Schout of schepenen wezen voor beide partijen een soort wijze mannen aan; de peijsmakers, soenmannen of keersluyden. Je zou kunnen zeggen, een soort mediation in de Middeleeuwen dus! Wij maar denken dat we nu modern zijn! Die mannen stelden een overeenkomst op, ondertekenden die en lieten hem inschrijven in het schepenprotocol. In een zoenbrief stond wat de schuldige partij aan de familie van de vermoorde moest vergoeden. In elk geval geld: begrafeniskosten en het lezen van missen voor de dode. De moordenaar zelf moest voor de verwanten van de vermoorde een openbare voetval doen en op bedevaart. Soms werd de dader voor een bepaalde tijd verbannen. Dikwijls mocht hij niet meer langs dezelfde weg naar de kerk als de familie van de vermoorde. Bij een toevallige ontmoeting moest de moordenaar, familie van de vermoorde uit de weg gaan. Zo’n zoenakkoord leidde tussen 1420 en 1422 tot betaling van geld aan Jan van Zon en aan enkele mensen: 3 gouden Arnhemsche Guldens betaald “op onse vrouwe autaer” in de kerk van Oisterwijk voor een doodslag door Willem Claes Maertenzoon op een onbekende, die overigens wel een naast familielid moet zijn geweest van zowel Jan van Zon als van Gyelis Back. In een akte van 18 mei 1420 gaat het over 52 gouden Arnhemsche guldens in 3 termijnen. Op 4 mei 1421 verklaren Gyelis Back en Jan van Zonne van Westilborch, dat zij van Aert Andries van Hukelem 100 Arnhemsche guldens hebben ontvangen “van der zoene en nog 4 guldens van der bedevaert van der zoene”. Met het ‘afbetalen’ van het overeengekomen zoenakkoord was de kous af. Een rechter kwam er niet aan te pas. In der minne schikken was in de 15e eeuw in dit geval een zaak tussen families onderling.
(Bronnen:
Protocol van ’s-Hertogenbosch, R 1223, fol 62v. (05-04-1453). 
Brabants Heem 1970. XXII, 1, Blz 88-93. Tilburgse zoenbrieven (C.Weijters)
Protocol van Oisterwijk 1418-1421 fol.52.18-05-1420 en 24-08-1420 fol. 58 en 04-01-1421, fol. 60v. En 04-05-1421 fol. 92v).


zaterdag 11 januari 2014

Jan, die Van Son werd genoemd

Henrick van Broechoven noemde een van zijn zonen Jan van Son. Dat is zeker. ‘Johannes de Zon(ne), filius (zoon van) Henrici de Broechoven’ en zijn vrouw Elisabeth Jacob ‘Grootwouter’ van Berckel worden in een akte van 20 februari 1399 gemeld. Waarom die naam? Ik heb geen bewijs, maar er zijn wat mogelijkheden.
Jan kan te kort na de huwelijkssluiting van Henrick en Katharina geboren zijn. Vaak kreeg dan een kind de naam van moeder mee (Katharina Jan van Zonne). Het kan ook dat de schoonvader van Henrick, Jan van Zonne buiten zijn dochter geen nageslacht had, Kleinzoon Jan zou dan de naam Van Zonne kunnen voeren en bezittingen van opa overnemen. Jan kreeg bij zijn huwelijk van Pa een huwelijksgeschenk mee: de grond die van zijn opa Jan van Son was geweest. Jan had ook grond in Oerle, naast de hoeve van opa. Verder een huis op de Heuvel en grond in Corvel. Allemaal in het huidige Tilburg. Over dat huis gaat bij voorbeeld een akte van 15 maart 1414. 
Jan komen we in akten tegen als Jan van Son; als ‘Van Son van Tilborch ‘ of ‘Van Son van Westilborch’ maar ook als ‘Jan, geheeten van Zon, zoon van wijlen Henrick van Broechoven’.  Jan en Elisabeth kregen 7 kinderen: Jacob, Heer Arnoldus (priester), Jan, Maria, Bertelomeus, Katherine en Gerardus. Ze worden genoemd in een akte van 5 april 1453. De familie heet sinds Jan ‘Van Son’. De naam Van Son wordt daarmee geslachtsnaam, zo heet dat officieel. 
(Bronnen:
-Protocol van ’s-Hertogenbosch, 20 februari 1399, nr. 1181 fol. 150v.
-Protocol van ’s-Hertogenbosch, 17 februari 1427, nr. 1196, fol.44.
-Protocol van ’s-Hertogenbosch, 1368, nr. 1175, fol.96.
-Protocol van Oisterwijk, 13 juli 1444.
-Protocol van ’s-Hertogenbosch, 20 december 1399
-Protocol van ’s-Hertogenbosch, 15-03-1414, nr. 1188, fol 374.
-Protocol van ‘s-Hertogenbosch, 10-11-1446, nr. 1217, fol 19.
-Protocol van ’s-Hertogenbosch, R 1223, fol 62v. (05-04-1453). 
Fragment van de akte van 15 maart 1414 over het huis op de Hovel.

dinsdag 7 januari 2014

Van Bac via Broechoven naar Van Son

Wouter Bac van Baescot had bezittingen in Baescot (=Baarschot, buurtschap van Diessen). Toch wordt zijn zoon Gerardus met de naam Van Broechoven getooid. Niet zo vreemd, want pa had ook het respectabele oude Goet Broechoven in bezit.
Zoon Gerardus wordt in 1276 geboren in Diessen, kennelijk woonde de familie op het bezit Baescot. Gerardus sterft in 1346. Hij trouwt vóór 1330 met Dymphna. Bij de een heet ze De Bie en bij de ander wordt ze Vanden Paerdenkoper genoemd. Zij zou geboren zijn in 1310 in Berkel, overleeft haar man een halve eeuw! Op 1 augustus 1401, sterft zij in Berkel. Gerardus wordt in 1340 en 1342 in de cijnsregisters van Tilburg genoemd. Hij moet dan een cijns betalen voor grondbezit.  Op zoek naar zijn kinderen loop ik tegen een akte van borgstelling aan uit 1405,  waarin zijn zonen worden vermeld. In de akte staat “Gerardus en met hem Henricus, Arnoldus en Reynerus zijn broers, kinderen van wijlen Gerardus de Broechoven". Een fragment uit die akte uit 1405.

Een fragment uit de akte van 1405


Gerards zoon Gerardus bleef vermoedelijk ongetrouwd en kinderloos. Hij had in Tilburg een huis aan den Heuvel. Aert (Arnoldus) verkoopt op 12 april 1382 aan Walterus Bac, de zoon van wijlen Johannes van Broechoven een erfelijke pacht van 4 mud rogge uit anderhalf lopen roggeland in Tilborg. Mechteld de dochter van Gerardus trouwde met Nycholaus van de Laer. Haar broer Gerard verkoopt haar op 31 januari 1398 een weide: ‘Dat Hoernicstuc' te Tilborg, belend door Berisius de Oerle en door Willelmus de Broechoven, zoon van wijlen Walterus Bac de Broechoven, onder voorwaarde “dat Mechtildis, deze weide zal bezitten zoo lang zij leeft en na haar dood zal overgaan op haar kinderen”. Dat was nog eens een aardige broer! Uit een akte van 20 jaunari 1407, lezen we dat haar kinderen Daniël en Arnoldus heten. Reynerus of Reintje is de volgende zoon van Gerardus. Hij trouwt met Kathelijn Wijt van Oesterwijck. Hij had een huis en hof in Tilburg aan de ‘Hoevel’ en landerijen elders in Tilburg. Dan is er nog een zoon Henrick. Die kom ik in een volgende artikel uitgebreid tegen. Hij is degene die de naam Van Broechoven laat veranderen in Van Son! Henrick van Broechoven geeft een van zijn zoons de “achternaam” Van Son. Waarom? Daarover schrijf ik in het volgende bericht.

( Bronnen:
-Cijnsregister van Tilburg 1340 (nr.45038 fol.119 Tilburg) en 1342(nr.35039 fol.132.Tilburg)
-Protocol van ‘s-Hertogenbosch nr. 1184 fol 193v en 194 /fol.204 en nr. 1186 1405/1406–29 september 1405
-Protocol van ’s-Hertogenbosch nr. 1176, fol. 254 (12-04-1382).
-Protocol van ’s-Hertogenbosch, nr. 1181 fol. 49v.
-Protocol van ’s-Hertogenbosch nr. 1185, fol. 4).

zondag 5 januari 2014

Brabander













De Brabander heeft een eigen levensstijl, een eigen manier van doen. Met goede en slechte eigenschappen. Met een eigen dialect, of beter gezegd: een hele stapel dialecten. Maar het doet me steeds weer goed als ik thuis ben en dat taaltje hoor.  


zaterdag 4 januari 2014

Jan van Zonne was ook leenman !

Niet alleen Arnoldus Bac werd vermeld in een van de leenboeken van de Brabantse hertogen. Ook Jan van Zonne staat in het Latijnsboek en andere leenregisters, zoals het Edaboek. Ook hij was leenman! en wel van een leen dat later ‘het Harens broek’ wordt genoemd. Dat leen bestond uit ‘een huis en twee hoeven in Udenhout die Jan gekregen had van Arnoldus Bollart, die het op zijn beurt gekregen had van Raso, die ze Mulaert noemden’. Leuk zo’n vermelding. Beetje moeilijk leesbaar in de leenregisters, dat wel. Maar ze laten onze voorouders van eeuwen geleden wel een klein beetje tot leven komen. Die aantekeningen geven inzicht in de bezittingen en soms ook handel en wandel van onze voorouders. Van Zonne, van Zon, van Son; de schrijfwijzen worden door elkaar gebruikt. Via de aantekeningen in de leenregisters kun je het eigendomsrecht van een leen volgen. Omstreeks 1300 is het van Raso Mulaert; omstreeks 1320 van Aert Bollard, rond 1350 van Jan van Sonne. We volgen het leen nog verder. Op 7 maart 1362 wordt ene Gielis Wouterszoon van Goerle ermee beleend. Betekent dat dan, dat Jan van Zonne is overleden?









Opname uit het leenregister (1417) over het leen van Jan van Sonne (vertaling per regel):
”Jan van Haren bij overgeven Jans van Haren sijns vader / Jan van Haren bij cope / 
Wouter van Goerle Gielijs onderlant ende / beemde soen hout II hoeven gelegen in
Udenhout ende waren wijlen Jans van / Sonne ende namaels Giel Wouters soen van Goirle”.


Nu het om een Van Son gaat, wil ik uiteraard nog meer weten. Waar lag dat leengebied ? In de 15e eeuw wordt het leen ‘het Harens Broek’ genoemd. De omschrijving dan:”Twee hoeven onder land ende beempde, groot omtrent 24 buenderen in Udenhout tussen de kinderen van Wouter Berthouts en Alyt, weduwe van Reyneer Nollekens, strekkende van de strate totten zande toe”. Het was dus een leen dat lag ergens tussen de huidige Groenstraat en de Drunense Duinen in Udenhout. Dit leengoed lag tussen de Groenstraat en den Duin, ten Westen van de Nollekenshoeve (die op het Endeke lag). Het ligt “tussen dat van de kinderen van Wouter Berthout, en grond van Aleijt, weduwe van Reijneer Nollekens, streckende van die gruenstraet totten zande toe”. Volgens de informatie uit het Schepenprotokol van Oosterwijk ligt het Harense Broek (ook genoemd: dat leengoet Jans van Haren of het Haremansbroeck, kortweg den Hareman) “neven de Hesseldonk, het Asschot, den Horst, die Reijt, en bij den Houwenincksen beempt, den Tilborchsen beempt, de Oemsrijt, het Broek van Helmond, en bij Nollekenshoeve”. 
Die Nollekenshoeve; het bezit van de kinderen van Wouter Berthout en misschien een nog bestaande straatnaam uit de rij Heeseldonk, het Asschot, den Horst en die Reijt zijn dus erg belangrijk voor de uiteindelijke plaatsbepaling van het leen van Jan van Sonne. Op een andere plaats kom ik meer te weten: "Jan Reyner Nollekens soen van sijnre hoven in Udenhout 4 s 7 1/2 denier oude groten ende 4 1/2 denier cijns valent tesamen 56 oude groten min 1 1/2 denier cijns". De Nollekenshoeve lag op het Endeke” (in 2014 zou je dat mogen vertalen als ‘in de Groenstraat in Udenhout in de omgeving van huisnr. 96’)! Mooi zo. De oostelijke grens van het gebied van Jan van Sonne heb ik gevonden. Ter hoogte van pand nr. 96 aan de huidige (2013) Groenstraat in Udenhout; en dan richting Drunense Duinen. Er stond immers “totten Sande”! Dan is het prettig dat we het internet hebben. De plattegrond van Udenhout dus erbij gehaald. Ter hoogte van pand nr. 96 in de Groenstraat, in het verlengde van de huidige Achthoevenstraat blijkt een oude pad in noordelijke richting te gaan: dat pad heet de Brandsesteeg. De oostelijke grens van het grondgebied! Nu de westgrens nog. Met nog verder inzoomen op de plattegrond en millimeterzoekwerk, vind ik zowaar de ‘Aschotsesteeg’ ter hoogte ongeveer van pand nr. 72 aan de Groenstraat. Hebbes! Wat toen met “’t Asschot” omschreven werd in het schepenprotocol van Oisterwijk, is anno 2013 de Aschotsesteeg. Het grondgebied van Jan van Son lag, -als we uitgaan van de huidige situatie-, tussen de Groenstraat 72 (ter hoogte van het verlengde van de Achthoevenstraat) als westgrens. In het landschap is nu nog goed een stuk pad zichtbaar, de Aschotsesteeg.  Nu zie je ter plaatse– in het veld- vanaf de Groenstraat zelf nog steeds een heel klein stukje van die oude Aschotsesteeg, maar met het beeld van de satelliet zie je het oude pad in het landschap liggen. Dat pad loopt bijna door tot de Drunense duinen. Ten oosten van het pad met de naam Aschotsesteeg begint Jans’ leen. Ter hoogte van Groenstraat 96 begint een oud pad, dat nu Brandsesteeg heet. Het leidt in de richting van de Drunense duinen. Dat is de oostgrens. Een mooi lapje grond in een prachtig gebied. Nu nog wordt ‘de Brand’ geroemd als natuurgebied. Tussen de ‘Oude’en de Nieuwe tiend’ op de kaart. 
Die Jan van Sonne. Wie was zijn vader? Want je wilt natuurlijk van je directe voorouders alles weten. Voor het antwoord op die vraag moeten we naar een akte van 12 maart 1405. Het is de akte over Henricus van Broechoven, man van Katharina van Zonne. In de zevende regel van onder staat: ‘Henric de Broechoven, zoon van Gerard, als man en voogd van Katharina zijn vrouw, dochter van wijlen Johan van Sonne, zoon van wijlen Johan Stroetman, een erfcijns van 4 mud rog uit de goederen van Ghysbert Cuperus van Vessem, Johan zijn zoon en Elisabeth, dochter van genoemde Gysbert, gelegen in Vessem, welke Johan van Zonne gekocht had van Ghysbert, Johan en Elisabeth. De vader van Jan werd dus als Johannes Stroetman omschreven. Kunt u het nog volgen?

Bronnen:

Latijnsboek, fol 3v./ fol. 6. pag. 14 nr.23: ’ 7. Arnoldus Bollart, II hovas sitas in Hudenhout, que fuerunt quondam domini Rasonis dicti Mulaert, ut dixit [tot zover nauwelijks leesbaar] Johannes de Zonne [doorgehaald met twee kleine schuine streepjes]’. en fol. 14: ’39 Jhan van Zonne, een huis  ende II hoeven lands gheleghen in Udenhout, die hi vercreegh teghen Arnoude Bollarde (est officio de Oesterwijc)’. In Latijnsboek heet het dan: ‘Johannis de Zonne domum et 2 hovas terre et prati sitas in Udenhout, qui acquisivit erga Arnoldum Bollarde’ (f. 69v-70r. p. 177, nr. 212); 

‘Het Harense Broek’ in Udenhout(Ferd. Smulders),De Kleine Meijerij,1951-1952 V nr.3, bl.3.; 

"Het al oude adellijk huis De Vorselaar”, de bakermat van Biezenmortel? (Frank A.J.M.Scheffers), art. in vlugschrift van De Kleine Meijerij, jrg. 44 (1993) afl. 4 nummer 96.;

Rijksarchief Brussel, Cour Féodale de Brabant, Leenregister nr. 1(Latijnsboek van 1312 ev. fol. 6. en fol.69v. Leenregister nr. 2. Stootboek ca. 1355 fol. 2v. Leenregister 4 (Spechtboek) 1374 fol. 205v. Leenregister nr.5. (Oud Leenboek van verloren leenen), 2e helft 14e eeuw, fol.23.;

Protocol van ’s-Hertogenbosch, R 1184, fol. 87 (12 maart 1405).




woensdag 1 januari 2014

Van Son komt in beeld!

Iedereen wens ik aan het begin van dit nieuwe jaar een gezond, prettig en succesvol 2014.

Van Son komt in beeld!

We zijn van ‘familienaam’ gewisseld in de 11 tot en met 14e eeuw. Eerst werd mijn familie Bac genoemd, vervolgens Van Broechoven en nu al eeuwenlang Van Son.  
Hoe komt de naam Van Son in beeld? Eerst een klein stukje vooraf. 
Henrick van Broechoven, de oudste zoon van Gerardus de Broechoven en Dymphna werd geboren in Berkel bij het huidige Tilburg in 1330. Daar eindigt ook zijn leven 78 jaar later in 1408. Ik vond een akte van 15 februari 1368. Daarin staat dat de broers, Gerard en Hendrik, kinderen van wijlen Lambert van Ruxtten (een deel) van hun hoeve in Oerle in de parochie Westilborch in erfelijke pacht hebben gegeven aan Henrick van Broechoven, zoon van Gerardus van Broechoven, voor een erfelijke pacht van 9½ mud rogge, die hij moet betalen in Den Bosch in het huis van de broers. Een mond vol. Henricus de Broechoven belooft op zijn beurt om als onderpand te geven een erfelijke pacht van 2 mud rogge, die Lambertus ‘geheten’ Van der Rijt hem moest betalen uit de goederen die van Johannes de Zonne geweest waren, gelegen in Udenhout en welke goederen Henricus de Broechoven daarvoor verbond. 








Hé! Daar komt de naam Van Son als ‘de Zonne’ voor het eerst in beeld. Henrick van Broechoven moet dus op de een of andere manier in contact hebben gestaan met een Johannes de Zonne. Voor mij was dat uiteraard hét signaal om weer verder te zoeken: Henrick blijkt getrouwd te zijn met Katharina, dochter van ene Jan van Zonne. Een akte van 6 april 1388 maakt dat duidelijk. Daarin is sprake van goederen van haar vader Jan van Zonne in Udenhout, die Katharina meebrengt als huwelijksgift. Lambertus van de Rijt (daar is hij weer!) had beloofd om de helft van een erfelijke pacht van 4 mud rogge te betalen aan Henricus, uit goederen van Henricus in Udenhout. Die goederen had Henricus met Katharina zijn vrouw, dochter van wijlen Johannes de Zonne voor de ene helft als huwelijksgift had verkregen. 
En Katharina? Zij was dus dochter van Joh. de Zonne. Maar welke van Zonne dat is geweest, dat weet ik nog niet. Dat zoeken we uit. Er is een akte die vertelt dat Joh. de Zonne zoon was van Johannes St(r)oetman. Er wordt immers nog lang niet in alle gevallen met familienamen gewerkt, zoals in onze tijd. Waarom de zoon van Johannes St(r)oetman dan wel Van Zon heet, dat blijft voorlopig ook voor mij nog een raadsel. 
Misschien dat ‘Stroetman’ een bepaald beroep betekende. Op een van de fora van genealogen, waarvan ik lid ben, heb ik een balletje opgegooid en dat had al snel succes. Een Stroh of Stroot blijkt een oud-Saksische naam voor een droog gedeelte in een moerassig gebied, begroeid met loofbomen. Zulke gebieden kwamen in het oosten van Nederland en over de grens met Duitsland veel voor. De boerderij stond op dat droge gedeelte, en stond dan ook op ‘de Stroot’ (up ‘n Straut) en de boer heette ‘de Strootman’. Niet zelden werden in die tijd ‘achternamen’ door een ‘alias’ vervangen. Als iedereen die dat moest weten, maar wist wie jij was! Voor onderzoekers is dat minder handig natuurlijk. 
Voorlopig dus nog geen nieuws over de exacte vader van Katharina. Ik vind het namelijk nog wat te makkelijk om Katharina als dochter te koppelen aan Jan Tielman van Zonne uit ‘s-Hertogenbosch, zoals dat op het internet bij sommigen genealogen gebeurt. Ook al heet de moeder van Jan Tielman van Zonne ook ‘Stooters’.
(Bronnen: 
Protocol van ’s-Hertogenbosch, nr. 1175, fol 95. (15-02-1368). 
Protocol van ‘s-Hertogenbosch nr. 1178, fol. 31 (1388, 6 april). 
Protocol van ‘s-Hertogenbosch, nr. 1175, fol. 95 / Coeur Féodale de Brabant, leenregisters nr. 1. fol.6 en 69v. en nr. 2. fol. 52v. en nr. 4 fol. 205v.)
Stroetman, betekenis: http://stroot.home.xs4all.nl/).